Hoge inflatie: Wereldwijd groter probleem dan misschien gedacht
Je hoort en leest het overal: de inflatie is historisch hoog. De boodschappen, het tanken van de auto en de energierekening zijn een stuk duurder geworden. Wereldwijd daalt de koopkracht van nationale munten. Hoe hard deze geldontwaarding plaatsvindt, is met het inflatiecijfer echter lastig te bepalen.
Een algemene prijsstijging
Afgelopen maart steeg de inflatie naar 11,9%. Het hoogste inflatiecijfer sinds 1975, toen de oliecrisis voor grote prijsstijgingen zorgde. Volgens de Europese Centrale Bank (ECB) is de definitie van inflatie: “Een algemene stijging van prijzen voor goederen en diensten, met andere woorden: door inflatie wordt de munt in de loop van de tijd minder waard.” De hoogte van de inflatie wordt door het CBS gemeten door middel van de consumentenprijsindex.
De Consumentenprijsindex (CPI) geeft de prijsontwikkeling weer van goederen en diensten die huishoudens aanschaffen voor consumptie. De inflatie wordt gemeten als de procentuele stijging van de CPI in een bepaalde periode ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar. Centraal Bureau voor de Statistiek
De CPI bestaat uit 'het boodschappenmandje’, dit is een steekproef van goederen en diensten die een gemiddeld huishouden per jaar koopt of geld aan uitgeeft. Denk bijvoorbeeld aan de dagelijkse boodschappen, kosten voor de wasmachine, collegegeld, consumptiegebonden belastingen, telefoonabonnementen en energiekosten.
De inflatie wordt gemeten als de stijging van de CPI ten opzichte van het voorgaande jaar, of wordt uitgedrukt ten opzichte van het 'basisjaar'. Prijsveranderingen van belangrijke productgroepen in het boodschappenmandje wegen zwaarder mee. Een stijging in de huur heeft een grotere impact op de koopkracht van een huishouden, dan een stijging in de prijs van een pak hagelslag.
Oorzaak inflatie
Inflatie heeft verschillende oorzaken, zo spelen vraag en aanbod, schaarste, kwaliteit van het product of dienst en duurzaamheid mee. De ECB streeft een gemiddelde inflatie van rond de 2% per jaar na. Een prijsstijging rond dit niveau zou men genoeg moeten stimuleren om hun geld uit te geven en dus de economie te laten groeien, zonder dat het spaarders op de lange termijn hard raakt. Een lastig te meten, maar ook zeker ingewikkelde doelstelling.
Sinds het begin van de corona crisis hebben centrale banken enorme hoeveelheden geld bijgedrukt. De balans van de Europese Centrale Bank (ECB) is sinds het uitbreken van de pandemie gestegen van 4,8 miljard naar 8,4 miljard. De balans van de centrale bank van Amerika, de Federal Reserve, heeft zo'n zelfde soort stijging doorgemaakt. Het aanbod dollars in omloop is hard gestegen sinds covid. Een vergroting van het aanbod van geld zorgt voor een algemene waardevermindering van losse eenheden.
Daarnaast zorgt de oorlog in Oekraïne en Rusland voor hoge energieprijzen. Volgens critici spelen deze twee factoren een belangrijke rol in de hoge inflatie.
Kritiek op de CPI
Critici van de consumentenprijsindex beweren echter dat de CPI een beperkt en makkelijk te manipuleren beeld van de algehele geldontwaarding weergeeft. De drie meest besproken problemen voor het berekenen van het inflatiecijfer zijn:
- Keuze en kwaliteitsverandering wegens prijsverandering
- Inhoud van 'het boodschappenmandje'
- Maateenheid is willekeurig
Keuze en kwaliteitsverandering wegens prijsverandering
Elk jaar bekijkt het CBS of de goederen en diensten in het boodschappenmandje nog actueel zijn. En of de verdeling van het gewogen gemiddelde nog klopt. Bij kostenposten als energie en huur is deze manier van de inflatie berekenen nog best betrouwbaar.
Het probleem echter bij andere goederen en diensten, is dat juist de prijs van een goed of dienst bepalend is voor de aankoopkeuze van de consument. Als de waarde van de euro daalt, kan men niet meer dezelfde producten als voorheen blijven kopen en zal men deze moeten vervangen door goedkopere alternatieven. Wanneer dit echter gebeurt, zal dit niet worden opgenomen in het CPI en dus ook niet in het inflatiecijfer.
Voorbeeld: Een gezin van 4 heeft wekelijks 100 euro aan boodschappen te besteden. In 2002 bestonden de boodschappen uit voedzaam, vers, biologisch en gezond eten. Twintig jaar later heeft het gezin nog steeds 100 euro per week te besteden, maar door de inflatie zijn de producten die ze eerst kochten in prijs gestegen. Het boodschappenmandje bestaat nu voornamelijk uit (minder voedzame) ingevroren en bewerkt fabrieksvoedsel.
De inflatie volgens het CPI is in dit geval 0%, het gezin besteed immers in 2002 evenveel geld uit aan voedsel als in 2022. Dat, terwijl de kwaliteit van het voedsel een stuk achteruit is gegaan.
De prijs van producten is van groot belang in de aankoopbeslissing, maar de vraag naar producten beïnvloedt op zijn beurt weer de prijs. De gemiddelde prijs van het boodschappenmandje komt tot stand door aankoopbeslissingen van individuen die enkel kunnen uitgeven wat ze verdienen.
In het voorbeeld hierboven is het probleem op te lossen door de bestedingsruimte van het huishouden in die 20 jaar, even hard te laten meegroeien als de geldontwaarding. Het gezin zou bijvoorbeeld met een budget van 150 euro per week in 2022 wél de eerder gekochte producten kunnen permitteren. Echter, is de realiteit anders en stijgen de lonen bijna nooit even hard als de inflatie. Bovendien zou een algemene stijging in het bestedingsbudget van het gemiddelde huishouden in Nederland zorgen voor een grotere vraag naar 'luxegoederen', wat de prijs van deze producten weer zal doen stijgen. Ofwel het geld weer minder waard doen worden.
Inhoud van 'het boodschappenmandje'
Daarnaast bepaalt het CBS ook welke goederen en diensten juist niet worden meegenomen in de berekening voor het inflatiecijfer. Zo wordt voor huisvesting enkel de gemiddelde huurprijs meegenomen. De stijgende huizenprijzen worden dus niet meegenomen in het mandje, omdat een huis kopen een investering zou zijn.
Een bijzondere definitie. Een huis levert, wanneer je erin woont, namelijk geen inkomensstroom op. Integendeel, een huis vereist onderhoud en kost dus juist geld. Door de jarenlange inflatie, het beperkte aanbod en grote vraag zijn de huizenprijzen afgelopen decennia hard gestegen. Maar dat het een goede investering was geweest, wil nog niet zeggen dat het als investeringsgoed kan worden gezien.
Een tweede of derde huis dat wordt verhuurd of verbouwd, kan echter wél worden gezien als investering.
Hoge inflatie maakt het voor mensen onmogelijk om te sparen voor kostbare dingen, het geld wordt namelijk sneller minder waard dan dat de gemiddelde spaarder spaart. Wanneer een starter bijvoorbeeld € 10.000 euro per jaar spaart voor een huis, maar de prijs van het huis € 20.000 euro per jaar stijgt, is sparen zinloos.
Inflatie beloont korte termijn te denken en straft lange termijn denken.
Verder worden andere investeringen zoals aandelen of obligaties ook niet meegenomen in het CPI. Zogeheten ‘asset inflatie’ wordt daardoor ook buiten beschouwing gelaten in het inflatiecijfer. Hoge inflatie zorgt ervoor dat men op zoek moet naar alternatieve manieren om te sparen en de koopkracht van geld te behouden. De vraag naar vastgoed, bitcoin, aandelen en dergelijke investeringen stijgt hierdoor. Dit maakt de vermogensongelijkheid binnen een samenleving groter, terwijl op papier de inflatie kunstmatig laag wordt gehouden.
Daarnaast spelen producenten in op de inflatie, door de inhoud of grootte van een product te verminderen kunnen ze de prijs hetzelfde houden. Zo verandert de prijs op papier niet, maar krijgt de consument minder product. Dit fenomeen wordt ook wel krimpflatie genoemd
Willekeurige maateenheid
Het CPI heeft geen definieerbare maateenheid zoals we dat bijvoorbeeld hebben met seconden voor tijd, centimeters voor lengte en grammen voor gewicht. Het hebben van een vaste rekeneenheid is belangrijk voor het uitdrukken van verschillen. Probeer maar eens de grootte van een huis te vergelijken met een ander huis, zonder een constante rekeneenheid zoals vierkante meter te gebruiken. En hoe druk je het verschil in gewicht van twee schapen uit, zonder de eenheid kilogram te gebruiken?
Het CBS neemt met de CPI een bepaald jaar als ‘basisjaar’. Andere jaren worden dan vergeleken met dit basisjaar om de verschillen in prijzen te zien. Echter, zoals eerder benoemt, wordt ieder jaar het boodschappenmandje aangepast op actualiteit, maar wordt de actualiteit van het boodschappenmandje weer bepaalt door de marktprijzen van de goederen en producten.
De CPI probeert het verschil van de waarde van de euro aan te duiden via veranderende prijzen van goederen en producten, terwijl de eenheid euro zelf geen constante is. Dit maakt het lastig om de daadwerkelijke waardevermindering in kaart te brengen.
Zo is het ook lastig om de groei van een kind bij te houden, wanneer de eenheden op een meetlint geen constante, maar variabele zijn.
Aankoopbeslissingen worden op zijn beurt juist bepaalt door de prijs van producten of diensten en de bestedingsruimte van individuen. Dit maakt de manier waarop het Centraal Bureau van de Statistiek het inflatiecijfer berekent discutabel.
Hoge inflatie is een probleem dat bitcoin niet heeft, lees er in dit artikel alles over.