Pijnlijke nederlaag DNB tegen cryptosector

De Nederlandsche Bank (DNB) probeerde te voorkomen dat zij de kosten over het jaar 2021 aan de cryptosector moest terugbetalen, maar dat is mislukt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en DNB moet ook nog eens opdraaien voor de proceskosten. De kwestie komt voort uit de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van oktober. Die stelde vast dat DNB de cryptosector te zwaar had belast en dus de kosten moest terugbetalen.

Op 10 oktober 2023 velde de rechtbank Rotterdam haar oordeel in het geschil tussen VBNL en DNB. De rechter gaf aan dat DNB de sector onterecht met torenhoge kosten belastte. Het idee van kosten innen voor een 'registratie', terwijl het eigenlijk om een 'vergunning' gaat, vond de rechter not done. DNB was het daar uiteraard niet mee eens en besloot in hoger beroep te gaan.

Pijnlijke nederlaag DNB 

Na de uitspraak van oktober gaf VBNL aan blij te zijn met de conclusie en bevestiging dat de vijfde anti-witwasrichtlijn (AMLD5) het niet mogelijk maakt om de daarin voorgeschreven registratieplicht vorm te geven als een (verdergaande) vergunningsplicht.

De rechtbank zette toen ook een streep door de volledige heffing over 2021. DNB weigerde deze kosten echter terug te betalen aan de sector. Bert de Groot, de voorzitter van VBNL, heeft een maand geleden bij RTL-Z meer uitleg gegeven over deze kwestie.

Voorlopige voorziening 

DNB probeerde met een snelle zet bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) te voorkomen dat ze daadwerkelijk de kosten over 2021 aan de sector moest terugbetalen. De toezichthouder maakte zich zorgen dat deze uitspraak niet alleen invloed zou hebben op nieuwe registratieverzoeken, maar het hele registratieproces op z'n kop zou zetten. Dat zou volgens DNB flinke hobbels kunnen veroorzaken op korte termijn en serieuze schade kunnen berokkenen aan de financiële markten.

De voorzieningenrechter koos voor een 'zuivere belangenafweging' en concludeerde dat het belang van DNB niet zwaarder weegt dan het belang van de betrokken cryptopartijen. De rechter wijst daarmee het verzoek tot schorsing, voor de duur van het hoger beroep, af. 

Dit betekent dat DNB de kosten over 2021 onmiddellijk moet terugbetalen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep. Hierbij loopt DNB het restitutierisico als het College haar uiteindelijk in het gelijk stelt. De bedragen variëren van 4.299 euro tot 423.364 euro per bedrijf, wat aanzienlijke bedragen zijn, vooral voor de kleinere betrokken partijen.

VBNL positief over de toekomst 

De voorzitter van VBNL is blij met de uitspraak. Tegelijkertijd benadrukt hij het belang van vooruitkijken:

Wij zullen de bodemprocedure verder vervolgen en ook op andere manieren aandacht vragen voor het belang van het level playing field binnen Europa en de concurrentiepositie van Nederland op het gebied van cryptodienstverlening. Toezichtkosten spelen daarbij een belangrijke rol. Bert de Groot, de voorzitter van VBNL

VBNL zegt toegewijd te blijven aan een open en actieve dialoog met zowel de wetgevende instanties als de toezichthouders, op zowel nationaal als Europees niveau. De op handen zijnde invoering van MiCA, waarbij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het toezicht van DNB zal overnemen, zal een aanzienlijke impact hebben op de cryptosector, zo lichtte De Groot verder nog toe. 

Hopelijk ligt daarmee een solide en verantwoorde toekomst voor de sector voor de boeg, waarbij men kan rekenen op wederzijds begrip en constructieve samenwerking.


Lees het officiële persbericht van VBNL hier.


Belangrijke thema’s in dit artikel. Klik op een thema en ontdek meer.